Gezondheidszorg in Nederlands-Indië

In de tweede helft van de 19e eeuw kwam er in Nederland vanuit verschillende hoeken in de samenleving, voorzichtig kritiek op de uitbuiting en het koloniale systeem en de Nederlandse regering moest daarop wel reageren. Ook de publicatie van het boek Max Havelaar van Multatuli in 1860 droeg hieraan bij. De slechte volksgezondheid werd grotendeels geweten aan armoede, ongezonde leefomstandigheden, slechte voeding, zware arbeid en gebrek aan gezondheidszorg.

Auteur: Marijke Kunst

Rond 1900 leverde de exploitatie van de kolonie één derde van de Nederlandse schatkist op, maar van dat geld kwam vrijwel niets ten goede aan de bewoners van Nederlands-Indië. De slechte volksgezondheid werd grotendeels geweten aan armoede, ongezonde leefomstandigheden, slechte voeding, zware arbeid en gebrek aan gezondheidszorg.

Klik op de afbeeldingen voor het fotobijschrift.

Ethische Politiek

Een nieuw beleid onder de naam Ethische Politiek moest vanaf 1901 de inwoners van de kolonie welvarender en zelfstandiger te maken maar de meeste ambtelijke functies bleven stevig in Nederlandse handen. Er werd wel enige actie ondernomen om de uitbuiting op de plantages tegen te gaan, gezondheidszorg voor de bevolking op te zetten en Indonesische hulpartsen op te leiden. Vooral het verbeteren van de algehele hygiëne moest besmettelijke ziekten terugdringen - door het aanleggen van rioleringen, zuiveren van drinkwater, verbeteren van woningen en gezondheidszorg. Maar de weinige verbeteringen werden veel te laat ingezet en ze bereikten maar een beperkt deel van de bewoners. Het gouvernement vond de kosten te hoog en maakte daarom keuzes: op welke wijze en voor wie moest gezondheidszorg uitgebreid worden. Hoeveel geld had Nederland voor haar kolonie over? 

Tegen welke kosten

De Ethische Politiek was ook gebaseerd op bezorgdheid over de gevolgen van hevige epidemieën die vanaf midden 19e eeuw honderdduizenden slachtoffers maakten - vooral malaria, cholera en pokken. Een epidemie kon al veel slachtoffers geëist hebben voordat het binnenlands bestuur de ernst van de situatie inzag. Naast het onvoorstelbare menselijke leed leidden die epidemieën tot een tekort aan goedkope arbeidskrachten terwijl de behoefte aan gezonde arbeidskrachten voor de plantages en ondernemingen juist groeide. Een gezonde bevolking was een voorwaarde voor een gezonde koloniale economie.

Begin van de moderne geneeskunst

Naast betere leefomstandigheden, hygiëne en gezondheidszorg moesten verordeningen en quarantainemaatregelen besmettelijke ziektes indammen. De ontdekking van ziekteverwekkers en -dragers in de 19e eeuw was een belangrijke stap vooruit in de bestrijding van besmettelijke en dodelijke ziekten, en in de ontwikkeling van geneesmiddelen en vaccins. Onderzoekers in laboratoria in Nederlands-Indië en Nederland onderzochten ziekten die daar voorkwamen.

Cholera

De ontdekking van de cholerabacil in 1883 betekende de eerste stap om deze ziekte te begrijpen en binnen 10 jaar een vaccin te ontwikkelen. Sinds 1849 was bekend dat cholera vooral door vervuild water wordt veroorzaakt. De jaarlijkse cholera-epidemieën waren hevig. Alleen al op Java en Madoera kostten die in 1910 en 1911 aan resp. 65.000 en 7.000 mensen het leven.

TM-60017764
TM-60017764: Inentingen tegen cholera in Semarang (Midden-Java).

Pest

Tijdens de pest-epidemie van 1911 tot 1926 stierven naar schatting 120.000 mensen, vooral in Java. Ratten leefden dicht bij mensen en verspreidden zo de ziekte. Om deze grote uitbraak in te dammen werden vergaande maatregelen uitgevaardigd om dorpen, gebouwen en huizen te ontsmetten, en om mensen tot quarantaine te dwingen. De Dienst der Pestbestrijding verving meer dan anderhalf miljoen huizen. Ambtenaren mochten ook panden slopen en mensen verhuizen. Het Instituut Pasteur in Bandung ontwikkelde in 1934 een vaccin.

Pokken

Pokken was een zeer besmettelijke, kwaadaardige ziekte maar is wereldwijd vanaf ca. 1930 bijna uitgeroeid met een vaccin op basis van koepokken. In 1804 kon al tegen pokken gevaccineerd worden.

Malaria

Malaria was de belangrijkste volksziekte in de gehele archipel en is nooit geheel verdwenen.

Er werden grote plantages met kina-bomen aangeplant; het natuurlijke medicijn kinine was een veelgevraagd en lucratief exportproduct.

Koloniale geneeskunde

Het aantal artsen en verzorgend personeel was in de 19e eeuw maar klein en zij werkten vooral in steden in Java. Gezondheidszorg was ook niet bedoeld voor de lokale bewoners. Door de hevige epidemieën halverwege deze eeuw en kritiek op het beleid kwam er dus wel enige verbetering maar gezondheidszorg bleef ontoereikend en bereikte niet alle gebieden in de uitgestrekte archipel.

In het begin van de 19e eeuw gaven militaire artsen gezondheidszorg aan - in de eerste plaats - militairen en daarna aan burgers maar niet aan de lokale bewoners. Grote ondernemingen hadden soms een kleine ziekeninrichting met een arts. Later in de 19e eeuw onderhielden zendingsartsen tientallen (hulp)ziekenhuizen, poliklinieken, leprozerieën en sanatoria en vormden zo een belangrijk onderdeel van de gezondheidszorg. Koloniale geneeskunde hielp mee om het koloniale systeem in stand te houden. 

7082-nf-353-20-1: Het Nederlandsch Zendeling Genootschap richtte in 1906 de leprozerie Lao Si Momo in Oost-Sumatra op.
7082-nf-353-20-1: Het Nederlandsch Zendeling Genootschap richtte in 1906 de leprozerie Lao Si Momo in Oost-Sumatra op.

De afdeling Medische Propaganda van de Dienst Volksgezondheid legde zich erop toe om het belang van hygiëne te verspreiden door aanplakbiljetten, filmvoorstellingen en huisbezoeken. 

Dokter Djawa

Om meer hulpartsen en vooral vaccinateurs op te leiden werd in de tweede helft van de 19e eeuw een begin gemaakt met medische opleidingen voor Javaanse studenten. Vanaf 1851 bestond er een tweejarige opleiding tot Dokter Djawa die basiszorg mocht verlenen en vaccins toedienen. De korte opleiding was niet voldoende om goede gezondheidszorg te kunnen geven in de dorpen. Bovendien waren de bewoners vaak te arm om een dokter te betalen.

Vanaf 1902 werden ‘inheemse artsen’ in zeven studiejaren opgeleid aan de School tot Opleiding van Inlandse Artsen (STOVIA) in Batavia en Nederlands-Indische Artsen School (NIAS) in Surabaja. Beide opleidingen verdwenen toen in 1927 een medische faculteit in Batavia - voor gericht op westerse medische kennis, medicijnen en hulpmiddelen - werd opgezet voor Europese en Indonesische studenten. 

De inzet van deze artsen en latere universitaire artsen zorgden er wel voor dat medische zorg voor meer lagen van de bevolking beschikbaar werd. Maar velen bleven verstoken van de juiste gezondheidszorg.

In Batavia, Semarang en in Surabaya werden ziekenhuizen opgericht. De huidige faculteiten Geneeskunde in Jakarta en Surabaya zijn gevestigd in de STOVIA en NIAS gebouwen van toen.

Misschien ben je ook geïnteresseerd in ons wereldverhaal over Hendrik Freerk Tillema die ook wel ‘De Multatuli van de fotografie’ wordt genoemd. Hij schreef over de slechte leefomstandigheden van de Indonesische bevolking en illustreerde deze publicaties met foto´s uit zijn archief.

Gerelateerde activiteiten